Van wilg naar zinkstuk
Ergens in de eeuwen tussen 900 en 1100 verrijst Nederland stukje bij beetje uit het water. Het gebied verandert ingrijpend qua bevolking, taal en vooral qua landschap: de waterwildernis wordt in cultuur gebracht. Terwijl de bedreiging van de zee er nog volop is. Kleine en tijdelijke oplossingen helpen niet en ergens rond 1600 komen de bedijkers met de oplossing: zinkstukken. Maar hoe werkt dat?
De wondere knotwilg
1. Neef Dick de Bruin bezig met ambachtelijk kappen in de Sterlingriend bij Sliedrecht.
De wereld van de knotwilg is een wonderlijke wereld. Knotwilgen zijn een lust voor het oog. Een wondertje. Kunstenaars bewonderen die wereld en geven vorm aan hun ontdekkingen. Op veel oude tekeningen en schilderijen is de wilg te bewonderen. Rembrandt etst Hieronymus bij de knotwilg en Van Gogh legt het accent op de driehoekige knot. Geen kunstenaar hangt de harp aan de wilgen.
Heel bijzonder. Een duimdikke wilgenstek van 250 cm. wordt in de grond gepoot en na 3 jaar gekapt op de gewenste hoogte. Weer 2 of 3 jaar later wordt opnieuw gekapt; nu veel meer takken. Dit kappen gebeurt schuin en steeds een stukje hoger. Het proces herhaalt zich om de 2 tot 4 jaar en de knotwilg wordt steeds hoger en dikker; keer op keer, kap na kap.
2. Grondlegger Jennis van Aalsburg aan het werk in de grienden bij Almkerk.
Paradijsjes
De bomen zijn belangrijk voor planten en dieren: veel holtes, warrige takken, onbereikbare plekjes en ruwe schorsen. Veel mossen en varens voelen zich thuis op de boom. Een paradijs voor allerlei diersoorten. De holtes zijn in gebruik als nestgelegenheid en slaapplaats. Vogels vinden er hun voedsel en broeden er hun eieren uit. Vleermuizen slapen er. Spinnen, pissebedden en duizendpoten floreren onder de schorsen. In de kruin groeien mossen en varens. De trouwe boom wordt uiteindelijk zo hoog en zo oud en zo rot en zo levensmoe dat hij maar omvalt. Dan wordt hij vervangen door een nieuwe wilgenstek en begint het proces opnieuw.
Zinkstukken na de Middeleeuwen
3. Griendwerkers knopen wilgentakken tot wiepen en zinkstukken (beeld: Wikimedia)
Een nijver oervolkje bouwt het toekomstige Nederland aanvankelijk op schorren en slikken. Generatie na generatie probeert met meer of minder succes greep te krijgen op het telkens genadeloos aanvallende water; een eindeloos wordingsproces tussen water en land. Ze drogen de grond met windmolens en omringen het nieuwe land met papperige dijkjes, maar de zee verovert met weinig moeite de moddercreaties weer terug. Dan vinden de bedijkers de oplossing.
4. Wilgentakken schillen voor hoepelindustrie (beeld: Wikimedia).
Ze fabriceren allerlei probeersels van kreupelhout en ontdekken meer en meer de voordelen van de wilgen: de bomen hebben lang, recht, hard, glad en taai hout. Ze kunnen de wilgen jarenlang hakken en ze merken dat wilgenhout onder water niet of nauwelijks vergaat, en dat de wilg niet bang is voor zoutwater en natte voeten.
Hakhoutplantages
Als vanzelf ontstaan hakhoutplantages op voor landbouw ongeschikte natte grond langs de grote rivieren van Gelderland, Holland en Brabant. Het grootste complex ligt in De Biesbosch. Hoge rivierstanden en de werking van getijden zorgen voor overstromingen en daarom worden de plantages vaak omringd door walletjes. Verstelbare kleppen zorgen ervoor dat de modder langzaam bezinkt en de grond extra vruchtbaar wordt.
5. Griendwerkers knopen takken tot zinkstukken (beeld: Wikimedia).
Het hakken en onderhouden van de wilgen is handwerk en concentreert zich op de wintermaanden. De arbeiders, meest werkeloze boerendagloners, hakken geschikte takken van struiken en bomen, binden die in bundels, stoppen nieuwe stekken in de grond en baggeren de sloten, die handig zijn om het hout met bootjes af te voeren.
6. Transport wiepen in de Schelphoek in Schouwen (beeld Wikimedia).
Ze slapen in simpele hutten of op een houten boot of woonboot ergens op de grienden. De goede wilgentakken zijn bestemd voor manden, fuiken, meubels, bonenstaken, bezem- en schopstelen en beschoeiingen. De restanten worden gebruikt in de waterbouw. Het ambacht van griendwerker is dus honderden jaren verbonden met het ruige landschap en het onberekenbare klimaat. Het is een zwaar beroep, vooral door het vele sjouwen en onophoudelijke bukken.
Van wiep naar zinkstuk
Met primitieve knoop- en vlechttechnieken ontstaan bundels van fascines of wiepen. Die zijn vele meters lang, gemiddeld zo’n dertig centimeter dik en met twijgjes verbonden. Het vlechten gebeurt ter plekke op kletsnatte en bij eb droogvallende slikken. Als de vloed komt, staan de vlechters wat gespannen op de wal te kijken of hun halfklare constructies sterk genoeg zijn om niet uit elkaar te vallen of weg te spoelen.
7. Knopen zinkstuk met hekken erop in de Zuidoostpolder bij Vosseveen (beeld: Wikimedia).
Bij het volgende laagwater klussen ze verder. Zo worden duizenden takken en twijgen samengevlochten tot bundels of wiepen, die kruiselings over elkaar heen worden gelegd, ongeveer een meter uit elkaar, en bij de kruisingen vastgemaakt met touw.
8. Doorgeven stenen bij afzinken Ouwerkerk in Duiveland (beeld: Wikimedia).
Wiep na wiep en zinkstuk na zinkstuk. Meest rechthoekig en soms in de vorm van een trapezium. Stevige matten, zo groot en zo hoog als ze willen, en minstens een eeuw gegarandeerd. Bovenop het zinkstuk komen hekken om de stenen tijdens het zinken vast te houden, en sleepsteunen om de touwen aan vast te maken.
Afzinken
9. Doorgeven stenen bij afzinken in Ouwerkerk in Duiveland (beeld: Wikimedia).
De werkers slepen het afgewerkte zinkstuk het water in om het te verzwaren met per schip aangevoerde stenen en puin. Arbeiders rijden de stenen met kruiwagens door de blubber naar de zinkplek. Rijen collega’s op zwiepende loopplanken geven de stenen van 10 tot 30 kilo met blote handen trouw en gebroederlijk aan elkaar door.
10. Bouw zinkstukken bij afsluiting Haringvliet (beeld: Wikimedia).
Arbeiders met zeebenen varen met ander puin en breuksteen naar de achterkant van het zinkstuk en scheppen het steen van de boot op het wilgentapijt. Na het afzinken volgt een extra lading zwaardere stenen. Zo’n megaoperatie kan alleen in kalm water, met weinig stroming en weinig deining, in de korte uurtjes tussen eb en vloed. Soms is het nachtwerk. Het blijft precisiewerk om het zinkstuk zonder zinkbalk op de goede plek te laten landen, maar het lukt. Weer een matras die trouw zijn werk gaat doen. Nederland is gered en kan er weer even tegen.
Wilgenspecialist Van Aalsburg
Al sinds de Middeleeuwen ontpoppen wilgentenen zich als perfect basismateriaal voor zinkstukken. Generatie na generatie groeit ermee op. De kern van het griendwerk blijft door de eeuwen hetzelfde, want altijd en overal gaat het over kappen van hout en ploeteren in de modder. Alleen de omstandigheden veranderen.
11. Van Aalsburg aan het werk in de Rhoonse oude grienden.
Na 1950 slapen de werkers niet meer in hutjes maar in hun eigen bed en gaan voorzieningen het werk verlichten. Kort na 1960 worden veel wilgentoepassingen vervangen door kunststof, zodat redelijk wat oude grienden in verval raken, de afzetmarkt implodeert en de houtkapwereld eveneens.
Ergens rond 2000 groeit de kwijnende wilgenwereld weer uit tot een geliefd ambacht, dat traditioneel vakmanschap combineert met moderne technieken. Een ambacht dus. Een ambacht is breder dan een vak, waarbij je iets met handen maakt. Het gaat er vooral om hóe het product wordt gemaakt of de dienst geleverd. Vooral duurzaamheid wordt belangrijk.
Nieuwe grienden
Oude grienden zijn arbeidsintensief terwijl de kwaliteit niet opperbest is. Daarom heeft Van Aalsburg B.V. een nieuwe wereld van nieuwe grienden geschapen, die nu al ruim 2.000.000 m² ofwel 200 hectare groot is. Het accent ligt op Salix Viminalis, Salix Triandra en Salix Alba.
12. Oogsten nieuwe grienden bij Hellouw, die ruim 200 hectare groot zijn.
Inheemse oer-Hollandse soorten. Nieuwe grienden liggen binnendijks op goede en wat vochtige landbouwgrond en zijn aangeplant met zelf ontwikkelde machines: zes rijen gaan tegelijk de grond in. In de winter worden de stekken gekapt en in kleinere stekken gezaagd. Die worden in het voorjaar weer keurig op rijen geplant en zijn na 2 jaar geschikt om te oogsten.
Van Aalsburg heeft machines om heel efficiënt met GPS te planten en te oogsten. De wilgen worden na ongeveer 10 oogsten gerooid en opnieuw ingeplant. Eventuele ziekten worden bestreden met een installatie die over het griendhout heen kan spuiten, tot een hoogte van 6 meter.
13. De derde generatie Van Aalsburg bij houtopslag bedrijfsterrein Hellouw.
Oogsten
Het oogsten start in het begin van de herfst. Ervaren medewerkers zijn intern opgeleid om dit kwaliteitshout te kappen en te sorteren. Op de ent- of vlechtlatten of onderstammen worden boompjes gekweekt voor de sierteelt. Die worden op de lengte geknipt die de boomkwekers wensen en per 20 à 25 stuks gebundeld.
14. Oogsten nieuwe grienden bij Culemborg met zelfgebouwde oogstmachine.
De latten zijn eveneens geschikt voor het vlechten van schuttingen. De zelfgebouwde oogstmachine kan worden omgebouwd tot plantmachine. En dan weer tot oogstmachine. Die combimachine knoopt elke 11 seconden een bos rijshout. Zo is er altijd genoeg materiaal voor o.a. beschoeiingen en zinkstukken.
Oude grienden
Oude grienden zijn dus gronden waar veel knotwilgen groeien. Dat kunnen buitendijkse laaggelegen akkers zijn of natuurlijk ontstane grienden, zoals in de Biesbosch en Rhoon. Tegenwoordig is er minder vraag naar producten uit oude grienden, maar de zeldzaamheid van die grienden resulteert in andere waarden.
15. Van Aalsburg aan het werk in de oude Rhoonse grienden.
Ze blijven belangrijk voor toerisme, cultuur- en natuurbehoud. Ze worden nu hoofdzakelijk beheerd door Staatsbosbeheer, Groenservice Zuid-Holland of Landschapsbeheer Nederland. Van Aalsburg heeft met deze partijen onderhoudscontracten voor ruim 100 hectare traditionele grienden. Ze worden op dezelfde manier onderhouden als vroeger, zij het nu incidenteel met subsidies.
Van Aalsburg
De specialisten hebben alle expertise en materieel om cultuurtechnisch onderhoud uit te voeren. Kappen gebeurt nog steeds ambachtelijk, vooral in gebieden die niet met machines te bereiken zijn. Het is een vak apart en er staat minstens 3 jaar voor om de kneepjes te leren kennen. Tegelijk schonen de mannen greppels, maaien ze riet en andere vegetatie, verharden ze wandelroutes en poten ze nieuwe stekken.
16. Oogsten nieuwe grienden bij Hellouw.
De opgeknoopte bossen rijshout worden gesjouwd naar een plek die toegankelijk is voor groter materieel. Daar worden ze met dikker touw gebundeld en naar de opslag vervoerd. Dat kan over water, met eigen boten, of over land met rupsvoertuigen met een laad- en losinrichting. Alle voertuigen zijn geschikt om te manoeuvreren over smalle paden en moerassige gronden. Zo gaat het jaar na jaar.
De opgeknoopte bossen rijshout worden gesjouwd naar een plek die toegankelijk is voor groter materieel. Daar worden ze met dikker touw gebundeld en naar de opslag vervoerd. Dat kan over water, met eigen boten, of over land met rupsvoertuigen met een laad- en losinrichting. Alle voertuigen zijn geschikt om te manoeuvreren over smalle paden en moerassige gronden. Zo gaat het jaar na jaar.
Iconisch
En ondertussen genieten we van de iconische wilg. Symbolisch voor het polderlandschap en geschikt om percelen te markeren. Rijen wilgen vormen vierkante kamers in polders. Zonder wilgen geen landschap. In het voorjaar produceren ze prachtige katjes en in de zomer houdt het bladerdek het landschap droog en koel. De enorme wortels zijn als waterpompen. Ze verdampen enorme hoeveelheden water. Ze maken drassige landen droog, zodat slootkanten en dijken minder eroderen. En last but not least: de welige groei maakt wilgen symbool van vruchtbaarheid. Al eeuwen. Voor iconisch zinkstukken.